Slechts 4 landen zijn erin geslaagd om in de tijdspanne van één enkele generatie de sprong te maken van een 3e wereldland naar een moderne, geïndustrialiseerde samenleving. Die landen zijn Japan, Zuid-Korea, Singapore en China.
Hoe deden zij dit? Wat is het recept? En waarom slaagden 80% van de ontwikkelende landen daar niet in? En wat zijn de gevolgen? Daarover gaat deze korte publicatie.
De realiteit is het bewijs
Na de Tweede Wereldoorlog werden de instellingen opgezet die de wereld welvaart en ontwikkeling zouden brengen. De Wereldbank (WB), het International Monetair Fonds (IMF), International Development Bank (IDA), etc… deze instellingen zijn de instrumenten van wat men de ‘Washington Consensus’ noemt. Die consensus bestond uit 6 principes die zouden leiden tot de ontplooiing van ontwikkelingslanden en hun bevolking,
Fiscale discipline: lage begrotingstekorten en lage overheidsschulden
Belastinghervorming: een zo breed mogelijke fiscale basis
Handelsliberalisering: het bevorderen van vrijhandel
Privatisering: privatisering van staatsbedrijven, meer efficiëntie en concurrentie
Deregulering: terug schroeven van regelgeving en bureaucratisering
Marktoriëntatie: de private sector als drijvende kracht van de economie
Wat is de balans van dit westerse ontwikkelingsmodel? Hoeveel landen werden met het framework van het IMF en de vehicles van de Wereldbank uit de abjecte armoede gelicht en tot welvaartsstaat gebracht? Het antwoord is geen enkel,… Nul.
Hoe zijn Japan, Zuid-Korea, Singapore en China daar dan wel in geslaagd? Uitgerekend door het negeren van die bewuste beleidsregels en door de aanbevelingen en de hulp van het IMF naast zich neer te leggen.
Meer nog, zij deden het exacte tegendeel van wat het IMF adviseerde.
Japan ging zover om de Wereldbank te wijzen op haar foute koers en op het averse effect van de maatregelen die de Wereldbank aan ontwikkelende landen oplegde. De Wereldbank trok deze kritiek in twijfel, waarop het Japanse ministerie van Financiën een studie bestelde bij de Wereldbank. Die studie verscheen in 1993 onder de naam, “East Asia Economic Miracle Study”.
De studie had tot doel de opmerkelijke economische groei en ontwikkeling van verschillende landen in Oost-Azië te onderzoeken en te begrijpen. Het richtte zich met name op landen zoals Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Hongkong, Singapore en later ook enkele Zuidoost-Aziatische landen. De studie benadrukte verschillende cruciale factoren die hebben bijgedragen aan het economische succes van deze regio, waaronder:
Industrieel beleid: een gericht industrieel beleid voor de ontwikkeling van specifieke sectoren en industrieën die een concurrentievoordeel hadden, zoals technologie, exportgerichte productie en investeringen in infrastructuur.
Menselijk kapitaal: investeringen in onderwijs, vaardigheden en technologische kennis die de productiviteit en innovatie stimuleerden.
Technologische vooruitgang: de overgang naar meer geavanceerde technologieën en productieprocessen om de concurrentiepositie op internationale markten te versterken.
Exportgerichte groei: de bevordering van exportgerichte groei als een strategie om de economieën te integreren in de wereldeconomie en buitenlandse investeringen aan te trekken.
Dit is exact hoe Japan, Korea en China het hebben aangepakt. Door in te zetten op sectoren, scholing, technologie en export. Laat dit nu uitgerekend het beproefde groeipad zijn dat het IMF 80 jaar lang niet heeft gefaciliteerd in landen als Ivoorkust, Bangladesh, Paraguay of Loas.
Een groeimodel als exportproduct
China heeft op 25 jaar tijd bijna een miljard burgers uit de abjecte armoede getild en laten toetreden tot een middenklasse die inzake ‘price parity’ koopkracht en levenstandaard nog nauwelijks moet onderdoen voor de gemiddelde Amerikaan. Naar Japans en Zuid-Koreaans voorbeeld.
En dit is het groeimodel dat China nu exporteert naar de rest van de ontwikkelende wereld, als een alternatief voor het IMF-model. Jawel… China biedt de ontwikkelingslanden van Afrika, Azië en Zuid-Amerika voor het eerst een keuze en een alternatief. En die keuze is eenvoudig : willen jullie het Namibië of Cambodja blijven van de afgelopen 80 jaar, of willen jullie het groeipad van Taiwan of Zuid-Korea bewandelen?
Met drie wapens verovert Peking de groeilanden van de toekomst : 1. The New Development Bank (NDB), 2. The Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) en de 3. Belt and Road Initiative (BRI). Naarmate de kwartalen en jaren verstrijken wordt het voor iedereen in de Global South duidelijk hoe de strategie van het IMF niet alleen heeft gefaald, meer nog, hoe de strategie van het IMF deze landen ervan heeft weerhouden zich daadwerkelijk te ontwikkelen, te ontschulden en te ontvoogden.
Laat hiermee nu niet de indruk ontstaan dat er geen koloniale ambitie uitgaat van de schijnbaar billijke aanpak die Peking hanteert. Maar het verschil tussen beide ontwikkelingsmodellen blijft groot. Waar het IMF de opgestapelde schulden van wanbetalende landen nooit kwijtschold en een schuldenspiraal ontketende, hanteert Peking een heel ander model. China bouwt tastbare infrastructuurwerken en zet deze in als onderpand. Kunnen landen niet betalen, dan gaan die Chinese infrastructuren en nutsvoorzieningen over in Chinese handen.
Van Krommenaas
De Chinese BRI (Belt and Road Initiative) bestaat nu 10 jaar en dat werd verleden maand gevierd in Peking met een grootse conferentie waarin de communistische partij alle verwezenlijkingen van de BRI op een rijtje zette en zichzelf feliciteerde. De internationale berichtgeving hierover is verdeeld. Westerse mediakanalen als ‘Time Magazine’ of ’Euronews’ doen eerder schamper wanneer zij de balans opmaken van 10 jaar economische expansie buiten de Chinese landsgrenzen.
Maar de cijfers zijn wat ze zijn. Sedert 2013 investeert de Chinese overheid, industrie en bankwezen doelgericht $30 tot $50 miljard per jaar in projecten buiten de eigen landsgrenzen. Met deze Chinese investeringen zien landen als Bangladesh, Pakistan of Zimbabwe voor het eerst in hun geschiedenis bouwprojecten oprijzen, waarvan zij voorheen slechts konden dromen. Ja, deze landen produceren sinds kort elektriciteit met steenkoolcentrales die Chinese banken en bedrijven er hebben gebouwd. En die krachtcentrales worden nu ontsloten door toegangswegen en hoogspanningslijnen naar nieuwe bedrijventerreinen die daarmee een aanzuigeffect creëren voor tal van andere activiteiten die energiezekerheid vereisen. Chinese bedrijven bouwen niet alleen krachtcentrales… ook telefonienetwerken, spoorwegen, diepzeehavens, raffinaderijen, luchthavens, etc…
Het is onze media ontgaan dat de BRI haar 10e verjaardag vierde. Wat ons ook is ontgaan, is dat China enkele dagen geleden voor het eerst een substantiële olieverkoop afboekte in haar eigen digitale Yuan. En dat is historisch omdat China en de Perzische golfstaten zich daarmee daadwerkelijk ontkoppelen van de petro-dollar-cycle. China is ’s werelds grootste importeur van aardolie. De 7 golfstaten produceren 33% van alle aardolie en hebben 50% van de gekende olievoorraden in reserve.
Afsluitend
Het gaat plots erg snel. China lijkt een alternatief te hebben uitgewerkt voor quasi ieder machtsvehikel waarmee het westen tot nog toe haar controle uitoefende op de Global South.
De Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) biedt een alternatief voor de Wereldbank.
De New Development Bank is een alternatief voor het IMF.
Olie-exporteurs gebruiken de digitale Yuan als een alternatief voor de dollar.
Sinds enkele weken biedt de Cross-Border Inter-Bank Payment System (CIPS) een bewezen alternatief voor het internationale betaalverkeer dat voorheen door SWIFT werd gemonopoliseerd. Getuige de afhandeling van olie- en gasdeals tussen de 7 golfstaten en China.
En tot slot… ook voor traders en handelaren is de Shanghai Exchange vandaag reeds een waardig alternatief voor de NYSE (New York Stock Exchange). Olie- en gasleveringen tussen Singapore, China, de golfstaten, en ja, zelfs Frankrijk, werden op de beurs van Shanghai voor het eerst in Yuan verhandeld.
En als anekdotisch toemaatje, maar daarom niet minder significant,
Brazilië houdt voor haar valutareserves sinds kort meer Yuan aan dan Euro’s.
Pakistan kocht eerder dit jaar aardolie uit Rusland die het betaalde in…., ja, in Yuan.
Het gaat plots erg snel. Sneller dan voorheen werd mogelijk geacht.
Reageren kan zoals altijd in de comments op het Substack portaal.
Vindt u dit een interessante publicatie, klik dan op de ‘like’ knop.
Wil u dit bericht delen, druk kan op de ‘share’ knop.
bent u nog niet geabonneerd, klikt dan op ‘subscribe’.
Een artikel dat volledig aansluit met mijn eigen aanvoelen over de problematiek.
Laat mij even aanvullen met enkele andere aspecten.
Welke culturele waarden zitten onder dit Chinese beleid t.o.v. ons eigen beleid.
(gewoon. Enkele eigen intuïties)
1. Nederigheid t.o.v. superioriteit:
Ons Westerse kolonialisme zat vol van eigenwaarde. We hebben onze eigen waarde mee geëxporteerd
(Zie missionering).
2. Eigenwaarde en respect: de Chinesen doen dit niet zonder eigenbelang. Ze willen ook gerespecteerd worden. (Verwachten geen afval bij hunTaiwan politiek). Indien schulden niet kunnen afbetaald worden nemen zij de infrastructuur over. Het geeft hen op lange termijn toegang tot grondstoffen en afzetgebieden voor hun industrie.
3. Solidariteit: ik meen dat dit zowel in beide benaderingen aanwezig was. Ik denk dat hier ook een invloed was van het communisme, nl. ook andere volkeren ondersteunen in hun onthoofding.
Wat mij volgens mij moeten doen is om hierin mee te gaan. Waarom zouden wij onze fondsen die we investering in ontwikkelingssamenwerking hier niet kunnen investeren in projecten samen met de Chinesen.
De eerste stap die we moeten zetten, is m terug wat meer nederig te worden in onze internationale politiek, ook het eigenbelang terug een juiste plaats te geven.